In de salon van Vielgorsky
Olga Pashchenko (fortepiano)
Joseph Puglia (viool)
Emlyn Stam (altviool)
Viola de Hoog (cello)
Margaret Urquhart (contrabas)
Anna Azernikova (sopraan)
Alexander Aljabjev (1787-1851)/ Michail Glinka (1804-1857)
Variaties op De Nachtegaal, voor piano
Michail Glinka (1804-1857)
Selectie uit Liederen
Johann Nepomuk Hummel (1778-1837)
Pianokwintet in Es, op.87
❧ Pauze ❧
Franz Schubert (1797-1828)
Pianokwintet in A, D.667 (‘Forellenkwintet’)
De Conrad Graf vleugel uit ca. 1836 is, in bruikleen van Museum Geelvinck / Geelvinck collectie.
Europa, eerste helft van de negentiende eeuw. Muziekliefhebbers komen in huizen van de aristocratie en burgerij naar ‘muzieksalons’ om samen met familie en vrienden te musiceren. Of om een privé-uitvoering van een doorreizende beroemdheid bij te wonen.
Elke Europese hoofdstad had destijds zo zijn adressen. Een van de meest invloedrijke muzieksalons van Sint-Petersburg was die van de gebroeders Vielgorski: Michail (1788-1856) en Matvej (1794-1866). Hier moest je zijn als je Glinka, Liszt, Schumann, Meyerbeer, Verdi, Berlioz of Wagner wilde ontmoeten in een informele sfeer.
Michail Glinka was een graag geziene gast bij de gebroeders Vielgorski. Hij had een mooie stem en was altijd bereid om voor te spelen uit zijn bundel met ‘34 stukken voor zang en piano’. Deze romantische, melodieuze en weemoedige liederen behoren nog altijd tot de meest gezongen romancen uit het 19-eeuwse Russische liedrepertoire.
Een andere favoriet uit die tijd is De Nachtegaal (1825) van Alexander Aljabjev. Dit gevoelige lied werd graag gezongen door onder anderen Henriette Sontag, Adeline Patti en Pauline Viardot. Elk van deze beroemde zangeressen voegde een eigen virtuoze cadens toe met tot de verbeelding sprekende coloratuur-passages. In 1833 componeerde Glinka zijn Variaties op ‘De Nachtegaal’ in Berlijn (waar hij lessen in contrapunt en harmonie volgde bij Siegfried Dehn).
Halsbrekende virtuoze passages waren ook de specialiteit van Johann Nepomuk Hummel. Deze gerenommeerde Oostenrijkse pianist componeerde vooral voor zijn eigen recitals, een uitgelezen kans om zijn technische mogelijkheden te demonstreren. De piano speelt zelfs de hoofdrol in Hummels kamermuziek, zoals het Pianokwintet uit 1802.
Franz Schubert gebruikte dit kwintet als studiemateriaal toen hij aan zijn beroemde Forellenkwintet werkte. De opmerkelijke titel komt van Schuberts lied Die Forelle, dat in het vierde deel opnieuw wordt gebruikt. Het kwintet klonk tijdens de populaire, drukbezochte soirées in muzieksalons van Schuberts vrienden uit die periode. Deze Schubertiades waren de voorlopers van festivals en concertseries rond Schuberts muziek zoals die hedentendage nog georganiseerd worden, overal ter wereld.